Een inleidende wandeling
lengte 10 km, 160 meter omhoog en omlaag
Op Eerste Kerstdag verschijnt even ten zuiden van Verviers een blauw gat in het wolkendek als ik er rond 12 uur kom aanrijden. Mijn bestemming is het plaatsje Solwaster enkele kilometers verderop, waar ik een wandeling langs de bergbeekjes de Statte en de Sawe ga maken aan de westrand van de Hoge Venen. Deze twee beekdalen behoren tot het Natura 2000 gebied van het dal van de Hoegne.
Er is een ruime parkeerplaats in de buurt van het Antonius van Paduakerkje vanwaar een kilometer asfalt moet worden overbrugd tot aan de rand van het bos. Daar begint het wandelpad langs de Statte, die vanaf hier steeds meer het karakter van een bergbeek krijgt met watervalletjes en veel rotsblokken in de bedding. Bruggetjes, bestaande uit boomstammen die zijn voorzien van loopplankjes en een houten leuning, brengen je nu eens op de linker, dan weer op de rechter oever van het riviertje. Al snel heeft het dal zich verdiept, waardoor het laagstaande winterzonnetje de dalbodem niet meer kan bereiken. Links van het pad verschijnt nu de Rocher de Belisse, een 30 meter hoge rots die via een zigzag paadje is te beklimmen. Boven kijk ik uit over de boomkruinen en zie ik dat de lucht nu helemaal is opgeklaard. Geen wolkje meer te zien.
Terug beneden volg ik het voortdurend stijgende pad langs de Statte. Er zijn hier maar weinig mensen onderweg. Een jogger merk ik pas op als hij nog maar enkele meters bij me vandaan is, omdat ik door mijn verrekijker naar goudhaantjes sta te turen. Dan kom ik bij een prachtig watervalletje, Cascade des Nûtons, ofwel de waterval van de Trollen. Gelukkig heeft het de afgelopen maand weer flink geregend. Na de lange droge zomer stonden veel beken hier tot laat in het najaar bijna droog. Nu produceren de trollen weer twee flinke stralen water die richting Solwaster stromen.
Wat verderop kruist een brede bosweg het pad, waar ik linksaf ga en weer iets verder nogmaals naar links. Hier loopt het pad een heel eind vlak op een hoogte van 500 meter. 7 kilometer naar het zuidoosten en 200 meter hoger ligt het hoogste punt van België nabij Botrange. Voorbij een bosperceel wordt de begroeiing meer open en loop ik heerlijk in het zonnetje.
Ik bereik het riviertje de Sawe, dat ik weer via een avontuurlijk paadje kan volgen. Deze keer bergafwaarts. Zonnestralen die door het dichte bos aan de linkerkant weten te breken vormen soms mooie ‘zonneharpen’. Opeens sta ik voor een rechte strook grasland, die zich dwars op de Sawe aan beide zijden uitstrekt: een wildbaan waar door jagers wordt geschoten op herten en wilde zwijnen. Hoewel er volgens de aankondiging op het informatiebord op dit tijdstip niet zou worden gejaagd, steek ik toch behoedzaam over.
Steeds afdalend kom ik bij het bad van Diana, de godin van de jacht. Het bad wordt gevormd door een verbreding van de Sawe, een soort bekken dat wordt gevoed door een watervalletje. Op dit punt waar een houten bruggetje over de beek ligt, kom ik een gezin met drie kinderen tegen. De oudste dochter, ik schat haar een jaar of zeventien, voelt zich zo aangetrokken door het bad van Diana, dat ze onder de brugleuning door naar beneden kruipt, naar de rand van de badkuip. Na enig aarzelen vind ze het water blijkbaar toch wat te wild en te koud en klimt ze terug op de brug.
De oevers van de Sawe zijn op diverse plaatsen erg drassig, maar voor de wandelaars is goed gezorgd. Hele stukken kunnen over vlonders worden afgelegd, vaak voorzien van kippengaas tegen het uitglijden. Op de houten bruggetjes is het oppassen geblazen, want daar is geen kippengaas op aangebracht. Berijpte mossen en bladeren onder mijn voeten maken duidelijk dat de temperatuur in dit zonverlaten dal nog moeite heeft om boven het vriespunt uit te komen.
Verder beneden staat een kruis dat herinnert aan de bosarbeider Marcel Dethioux, die hier in 1920 overleed. Daarna volgt de Pire à l’Makrale, de Heksensteen, die zijn toverkracht gebruikt om de schaduw te verdrijven en uitbundig zonlicht uit te strooien in het vlakker wordende dal.
Na het passeren van een ‘onderdoorloopslagboom’ en het oversteken van een verkeersweg bereik ik het punt waar de Sawe in de Statte stroomt, welke op haar beurt een eindje verderop in de Hoegne uitmondt. Vanaf de samenstroming van de Sawe en de Statte kom ik via een smal paadje met enkele bruggetjes op de oude weg van Solwaster naar Jalhay. Hier geniet ik van een wijds uitzicht over weilanden met daarachter de hellingen van de Hoge Venen. Nog een klein eindje en ik ben weer terug in Solwaster.